Leven in tijden van Corona (12)

20 oktober 2020 - Gorinchem, Nederland

Vrijheid!

Het boek Vrijheid! zou op 12 oktober in de Nieuwe Doelen met de nodige feestelijkheden gepresenteerd worden. Toen er door de Coronamaatregelen slechts een uitgeklede versie (nauwelijks of geen mensen die hun verhaal of gedicht zouden kunnen voorlezen en ook geen muziek van het saxofoonkwartet) hebben we de boel afgeblazen. Dit was een moeilijke beslissing, maar o.i. de enig juiste. Ook een belangrijk argument hierbij was dat een bijeenkomst, waar jongeren en ouderen door elkaar zaten, naar ons idee te risicovol zou zijn. 

Om toch de sfeer van 75 jaar Bevrijding nog enigszins vast te houden hebben Gerrit en ik onlangs het Vrijheidsmuseum in Groesbeek en het Airbornemuseum in Oosterbeek bezocht. Beide musea waren voor mij onbekend en ik vond ze zeer de moeite waard. 

Het Vrijheidsmuseum ligt op een heuvel met een prachtig uitzicht over groene dalen. Dit uitzicht is enigszins bedrieglijk, want er is in WOII zwaar gevochten, zowel ten tijde van Market Garden als tijdens de zogenaamde Veritable. Het museum is met name interessant vanwege de morele dilemma’s die aan de bezoeker voorgelegd worden. Ik geef een voorbeeld: Wat zou je doen als je als jong agentje joden uit hun huis moest zetten. Je kon kiezen uit: 1. Opdracht meedogenloos uitvoeren; 2. Opdracht met (enig) respect voor de betrokkenen uitvoeren; 3. Opdracht weigeren met als gevolg ontslag. Je wordt dus uitgedaagd om na te denken over vrijheid van handelen toen en nu.   

Het Airbornemuseum is gevestigd in villa Hartenstein. Deze villa heeft een lange voorgeschiedenis. In  1728 bestond deze al als herberg, Het rode Hert geheten. Zo’n 60 jaar later kocht advocaat Van der Sluys de herberg, liet die afbreken en bouwde op die plek een herenhuis. Hij noemde het Huize Hartenstein en sinds die tijd heeft het huis vele eigenaren gekend die bijna allen het huis door diverse verbouwingen een eigen sfeer hebben gegeven. In september 1944 was hier het hoofdkwartier van de Britse Luchtlandingstroepen onder leiding van generaal-majoor Roy E. Urquhart gevestigd. Een bijzondere plek dus!

Als je in de prachtig gerestaureerde villa rondloopt, krijg je een heel goed beeld van de slag om Arnhem. Het commentaar van Ad van Liempt draagt daar zeker aan bij. De voorstelling in de kelder die pas onlangs geopend is, is ronduit huiveringwekkend en daardoor voor kinderen onder de twaalf absoluut ongeschikt. Het geeft een (te) plastisch beeld van een wijk in Arnhem, waar vreselijk gevochten wordt. 

Ik wil deze serie ’75 jaar bevrijding’ besluiten met een kopie van “De eeuw van mijn vader”, het verhaal dat ik geschreven heb voor het Gedenkboek Vrijheid!

De eeuw van mijn vader

“Pap, wat zijn die gaten?” “Waar heb je het over, Ellen?” “Die littekens op je scheenbeen” “O, dat is niets.” “Maar waar is dat door gekomen?” “Gewoon, iets overgehouden aan de oorlog”. “Hoe dan precies?”

Geen antwoord!

Met deze scène – ik was toen een jaar of zeven/acht - ben ik mijn toespraak tijdens de afscheidsdienst voor mijn vader onder de titel “De eeuw van mijn vader”[1]– begonnen. Mijn vader, Jacob Charles du Cloux, is op 14 februari 1924 geboren en gestorven op 22 december 2010. Hij was dus een zestienjarige jongen, toen de oorlog begon. Zijn leven is duidelijk getekend door de Tweede Wereldoorlog.

Dat ik niet of nauwelijks antwoord kreeg op mijn vragen over de oorlog, is typerend voor zijn generatie. Slechts mondjesmaat kregen wij - de naoorlogse generatie - te horen wat onze ouders en grootouders meegemaakt hadden in WOII. Dat gold dus ook voor mij, geboren in 1952. Van lieverlee kwam ik te weten dat mijn vader in Duitsland te werk gesteld was. In mei 1943 verordonneerden de Duitsers dat alle Nederlandse mannen tussen de 18 en 35 jaar zich moesten melden voor de zogenaamde Arbeitseinsatz. Duitsland had namelijk een nijpend tekort aan arbeidskrachten nu de meeste Duitse mannen in het leger zaten of aan het front gesneuveld waren. De oorlogseconomie moest natuurlijk wel blijven draaien! 

Mijn vader was erg plichts- en gezagsgetrouw van aard en wilde dan ook aan die oproep gehoor geven. Zijn anderhalf jaar jongere broer Hans (die in augustus ’43 achttien zou worden) verklaarde hem voor gek en zei dat hij dat in geen geval zou doen. Hij was van plan onder te duiken en stelde aan zijn broer Charles voor dit samen te doen. “Ik ga die Duitse oorlogsindustrie echt niet ondersteunen”, zo luidde de mening van mijn oom Hans! 

De exacte beweegredenen van mijn vader om niet onder te duiken zijn mij niet bekend. Ik vermoed dat de zorg voor zijn moeder, mijn oma die al jong weduwe was geworden en in 1927 met drie kleine kinderen achterbleef, een rol heeft gespeeld. Hij wilde haar die angst over twee ondergedoken zoons niet aandoen. De weigering van mijn vader om onder te duiken heeft tot een jarenlange verwijdering tussen de twee broers geleid, terwijl ze tot die tijd altijd heel goed met elkaar konden opschieten! Ze begrepen elkaar totaal niet op dit punt.

Mijn vader werd te werk gesteld in een Siemensfabriek in Hamburg. Wat hij daar precies moest doen, heeft hij nooit verteld. Ook over de erbarmelijke omstandigheden in de barakken van een soort werkkamp (Neuengamme?[2]) heb ik weinig gehoord. Dat kwam pas veel later.  

Over zijn oom Henri du Cloux[3] die – in tegenstelling tot zijn broer Herman[4], de vader van mijn vader – in Indië was gebleven, was hij mededeelzamer. In de oorlog heeft Henri samen met zijn vrouw Lies en twee kinderen (Fokko en Vonnie) in een Jappenkamp gezeten. Alleen Henri, Lies en Vonnie keerden terug naar Pekalongan, waar mijn oudoom Henri een suikerfabriek had en mijn oudtante Lies werkzaam was in de beroemde batikkerij van haar moeder, Eliza van Zuylen[5]. Hun zoon Fokko keerde echter niet terug; hij was in een interneringskamp aan alle ontberingen bezweken. 

De oorlogservaringen van mijn moeder Ida[6] kwamen soms ook ter sprake.  Een broer van mijn moeder, Leen geheten, zat in het verzet en vroeg haar op een gegeven moment om krantjes rond te brengen. Een vijftienjarig meisje liep weinig gevaar in zijn optiek. Zijn ouders, mijn opa en oma Post, dachten daar overigens anders over, maar daar trokken Leen en Ida zich niet zoveel van aan! Mijn vader vertelde dit altijd met nauwelijks verholen trots. 

Zowel mijn vader als mijn moeder werden op een gegeven moment geëvacueerd uit de Haagse wijk, het Benoordenhout. De Duitsers hadden eind 1942 het bevel gegeven grote delen van de kuststreek te ontruimen in verband met de aanleg van de Atlantic Wall. Noodgedwongen kwamen beide families terecht in de Julianastraat in Rijswijk (Z.H.). Ook over een dergelijke speling van het lot sprak mijn vader graag. Het had immers niet direct iets met zijn eigen oorlogstrauma te maken. 

Toen onze dochter Catelijne een jaar of tien/twaalf was, werd er in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag een toneelstuk opgevoerd gebaseerd op het dagboek van Anne Frank[7]. Het leek me een leuk idee om daar als gezin met mijn ouders naartoe te gaan. Mijn vader en moeder waren het daar mee eens en zo gingen we op een zondagmiddag met zijn vijven naar het theater.

Na afloop gingen we ergens eten en praatten we na over het prachtige toneelstuk dat vooral op Catelijne diepe indruk had gemaakt. Ze wilde van alles weten over de Tweede Wereldoorlog en tot mijn verbazing kreeg ze ‘gewoon’ antwoord van mijn vader:

“Nee, ik was niet ondergedoken, zoals Anne. Wel heb ik in een soort kamp bij Hamburg in de buurt gezeten. Ik moest daar werken voor de Duitsers.”

“Heen ben ik met de trein gegaan; terug naar Rijswijk (Z.H.) ben ik gaan lopen. Ik was samen met een Franse kampkameraad en we hadden alleen onze mok en een lepel uit het kamp mee kunnen nemen. Toen ik eindelijk thuiskwam, werd ik door mijn jongste broer Alfred die de deur opendeed niet meteen herkend. Zo mager en vies zag ik eruit. Mijn moeder is zich een ongeluk geschrokken. Ze dacht een geestverschijning te zien, want ze was ervan uitgegaan dat ik dood was.

“Ja, ik heb veel hongergeleden tijdens de oorlog. Ik heb zelfs tulpenbollen gegeten! De littekens op mijn benen herinneren daar nog aan. Ze zijn een overblijfsel van ondervoeding, een gevolg van hongeroedeem.

Het was een bijzondere avond en ik heb me toen pas goed gerealiseerd dat het blijkbaar veel gemakkelijker is om zoveel jaar na dato (ca. 45 jaar na het beëindigen van de oorlog) tegen een volgende generatie te vertellen wat je in die oorlog hebt meegemaakt. De vragen van mij kwamen in de vijftiger jaren te vroeg. Alles lag nog te vers in het geheugen en het was dus te pijnlijk om erover te praten.

[1] Cf. het gelijknamige boek van Geert Mak, De eeuw van mijn vader (1999). Ik heb mijn vader dit boek voor zijn 78e verjaardag cadeau gegeven 

[2] Neuengamme is een werkkamp vlakbij Hamburg. Het is dus waarschijnlijk dat mijn vader daar gezeten heeft. Ik herinner me echter niet dat mijn vader die naam ooit genoemd heeft.

[3] Henri Alting du Cloux, geboren op 19 december 1886 te Batavia en gestorven op 3 oktober 1973 in Den Haag

[4] Herman Cornelis Alting du Cloux, geboren op 19 oktober 1877 te Batavia en gestorven op 24 februari 1927 in Hoorn

[5] Eliza van Zuylen (1863-1947) is de meest beroemde batikontwerpster van – in ieder geval - geheel Indonesië geweest. In 2014 heb ik het Batikmuseum in Pekalongan bezocht en haar ontwerpen kunnen bewonderen.

[6] Ida Elisabeth Wilhelmina Post, geboren op 25 mei 1927 te Scheveningen en gestorven op 15 december 2006 te Den Haag

[7] . Ik heb geprobeerd de exacte datum van deze voorstelling te achterhalen, maar ik ben daar helaas niet in geslaagd.

8 Reacties

  1. Marion Osterhaus:
    20 oktober 2020
    Dank voor het delen van een stukje familie geschiedenis.
  2. Wim van de Merwe:
    21 oktober 2020
    Na 75 jaar herleef je je geschiedenis van je (voor)ouders en dan ook van die doorlopende lijn in jezelf. Die musea roepen die vaak verborgen gevoelens naar boven.
    Een goed verhaal Ellen!
    En 2x 14 februari begrijp ik nu.
  3. Ronald en Laetitia:
    21 oktober 2020
    Ellen, mooie afsluiting van jouw beleving van het herdenkingsjaar!
  4. Truze:
    21 oktober 2020
    Prachtig, een bijzonder interessant verhaal Ellen! Enige herkenning ook, mijn vader was uit 1920, stierf op zijn vierenzestigste. Waar hij last van bleef houden na WOII werd verzwegen, we begrepen alleen dat hij afschuwelijke dingen moest hebben meegemaakt. Wij kinderen hoorden alleen dat hij het bombardement op Rotterdam heeft meegemaakt, dat hij ondergedoken was, wat zijn bijnaam was in het verzet, dat hij in vrouwenkleding met aardappels op een slee van de Hoeksche Waard naar Rotterdam lopend de controle bij de Barendrechtse Brug moest zien te passeren zonder opgepakt te worden om hongerlijdende Rotterdammers te helpen. Soms spijt het me dat ik niet heb doorgevraagd.....
  5. Jeannette Smulders:
    21 oktober 2020
    In het kader van 75 jaar Bevrijding heeft het Biesbosch Museum te Werkendam nu ook een speciale en boeiende expositie, o.a. over de beroemde "Biesbosch crossings" en ook een dillemma bos, zoals jij hierboven beschreef. Bezoek tevoren te reserveren.
  6. Gerard:
    21 oktober 2020
    Dit is een prachtig familie verhaal, aangrijpend en mooi.
    Oorlogs verhalen zijn belangrijk voor onze kinderen, maar zeker voor onze kleinkinderen.
    Jamer dat door corona veel evenementen niet doorgaan.
  7. Watze:
    21 oktober 2020
    Ze wilden er nooit over praten, maar het was altijd op de achtergrond aanwezig: het woordje 'honger' mochten we niet gebruiken. 'Je gooit niet zo maar iets weg, je weet nooit wanneer het nog van pas komt'. 'Niet zo veel beleg op je brood'.
    Allemaal zinnetjes die pas veel later hun betekenis kregen.
    En wat mijn generatie (ik ben ook van 1952) vaak vergeet: na die rot oorlog kwam Indië, al dan niet vrijwillig dat stukje 'Nederland' behouden. Mijn vader en schoonvader vertelden ons vaak alleen de leuke dingen, zoals het bandje en het koor waar ze onderdeel van waren. Tot op een verjaardag het tot een enorme uitbarsting kwam tussen beide oude mannen: de een als soldaat voor 'zijn nummer', de ander als 'vrijwillig officier'. Wij hadden daar nooit moeten zijn, zei mijn vader op een vraag van Ellen. Mijn schoonvader ging uit zijn dak...Ze hebben nooit meer met elkaar over dit onderwerp gesproken, wij in hun aanwezigheid ook maar niet. Het nieuwe zwijgen!
    Ellen, bedankt voor al je mooie verhalen, heel herkenbaar.
  8. Elisabeth:
    22 oktober 2020
    Mooi Ellen die herinneringen die lastig zijn maar tevens dierbare .
    We moeten de verhalen blijven vertellen! Doe je goed.